LibreOffice 24.8 Help
Een groot aantal toepassingsfuncties kunnen opgeroepen worden met sneltoetsen. Bijvoorbeeld, de toetscombinatie staan naast het menuitem Openen in het menu . Als u deze functie wilt toepassen met sneltoetsen, houd dan de toets ingedrukt en druk dan op de toets O. Laat beide toetsen los en het dialoogvenster verschijnt.
In uw toepassing kunt u voor bijna alle beschikbare bewerkingen kiezen tussen het gebruik van de muis of van het toetsenbord.
U kunt willekeurige Unicode-tekens in het document invoeren door het hexadecimale codepunt van de Unicode in te voeren en vervolgens op (standaard) te drukken. Typ de Unicode-hexadecimale notatie en druk op om te wisselen tussen het Unicode-teken en de hexadecimale notatie ervan. Selectie is niet nodig, maar de conversie zal toegepast worden op de geselecteerde tekens. Er wordt overgeschakeld op de tekens vóór de cursorpositie wanneer deze tekens een geldig hexadecimaal Unicode-teken vormen. Hexadecimale codepunten met een waarde in het bereik U+0000 tot U+0020 worden niet geconverteerd.
De standaard Unicode-conversie sneltoets is en in enkele locales worden deze toetsen overschreven door de sneltoetsen van het menu. Om een sneltoets weer te kunnen gebruiken, kies en selecteer Categorie:Opties met Functie:Wissel naar Unicode-notatie.
Er is altijd een element gemarkeerd in een bepaald dialoogvenster - meestal weergegeven door een onderbroken frame. Dit element, dat een knop, een optieveld, een item in een keuzelijst of een selectievakje kan zijn, heeft de focus. Als de focus op een knop ligt, voert het drukken op Enter deze optie uit. Een keuzevak wisselt door te drukken op de Spatiebalk. Als de focus op een optieveld ligt, gebruik dan de pijltoetsen om de keuze tussen de opties in dat gebied te wijzigen. Gebruik de Tab-toets om van het ene element of gebied, naar het volgende te gaan, gebruik Shift+Tab om in tegengestelde richting te gaan.
Als u op ESC drukt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder de wijzigingen op te slaan.
Als u slepen-en-neerzetten gebruikt, met de muis selecteert of op objecten en namen klikt, kunt u de toetsen Shift, en soms gebruiken voor toegang tot extra functionaliteit. De gewijzigde functies die beschikbaar zijn bij het ingedrukt houden van toetsen tijdens slepen-en-neerzetten, worden aangegeven doordat de muisaanwijzer van vorm verandert. Bij het selecteren van bestanden of andere objecten, kunnen de modificatietoetsen de selectie uitbreiden - de functies worden uitgelegd waar van toepassing.
U kunt een contextmenu openen dat een aantal van de meest gebruikte opdrachten bevat.
Gebruik +A om de gehele tekst te selecteren. Gebruik de pijl naar rechts of naar links om de selectie te verwijderen.
Dubbelklik op een woord om dit te selecteren.
Als u driemaal in een tekstinvoerveld klikt, wordt het volledige veld geselecteerd. Als u driemaal in een tekstdocument klikt, wordt de huidige zin geselecteerd.
Gebruik +Del om alles vanaf de cursorpositie tot het einde van het woord te verwijderen.
Door en de rechter of linker pijl te gebruiken, zal de cursor van woord naar woord springen; als u ook de toets Shift ingedrukt houdt, wordt het ene woord na het andere geselecteerd.
Insert wordt gebruikt om tussen de modus voor invoegen en de modus voor overschrijven te schakelen.
Slepen en neerzetten kan binnen en buiten een tekstvak worden gebruikt.
De sneltoetsen +Z worden gebruikt om wijzigingen stap voor stap ongedaan te maken; de tekst heeft dan de status die hij had vóór de eerste wijziging.
LibreOffice bevat de functie Woordinvulling die automatisch wordt geactiveerd in bepaalde tekst en keuzelijsten. Als u bijvoorbeeld in het URL-veld invoert, wordt met de functie Woordinvulling het eerste bestand of de eerst gevonden map weergegeven beginnend met de letter "a".
Gebruik de toets Pijl omlaag om door de andere bestanden en mappen te bladeren. Gebruik de toets Pijl naar rechts om ook een bestaande submap weer te geven in het URL-veld. Snelle Woordinvulling is beschikbaar als u op End drukt, na een deel van de URL in te vullen. Als u het gewenste document of map gevonden heeft, drukt u op Enter.
Als u een macro wilt beëindigen die nu uitgevoerd wordt, drukt u op +Shift+Q.
De sneltoetsen worden aan de rechterzijde van de menulijsten naast de corresponderende menuopdracht getoond.
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Enter-toets | De knop waarop de focus is geplaatst in een dialoogvenster activeren. | 
| Esc | De actie stoppen of het dialoogvenster sluiten. In de Help van LibreOffice: één niveau omhoog. | 
| Spatiebalk | Het actieve selectievakje in een dialoogvenster in- of uitschakelen. | 
| Pijltoetsen | Het veld voor het actieve besturingselement wijzigen in de selectie van een optie in een dialoogvenster. | 
| Tab | Verplaatst de focus naar de volgende sectie of het volgende element in een dialoogvenster. | 
| Shift+Tab | De focus naar het voorgaande gedeelte of element in een dialoogvenster verplaatsen. | 
| +pijl omlaag | De lijst van het besturingsveld openen dat momenteel is geselecteerd in een dialoogvenster. Deze sneltoetsen zijn niet alleen van toepassing op keuzelijsten met invoervakken, maar ook op pictogramknoppen met pop-upmenu's. U kunt een geopende lijst sluiten met Esc. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| +O | Een document openen. | 
| +S | Het huidige document opslaan. | 
| +N | Een nieuw document maken. | 
| +Shift+N | Opent het dialoogvenster Sjablonen. | 
| +P | Drukt het document af. | 
| +F | Activeert de werkbalk Find. | 
| 
 | Het dialoogvenster Zoeken en vervangen openen. | 
| +Shift+F | Naar de laatst ingevoerde zoekterm zoeken. | 
| 
 | 
 | 
| +Shift+R | De documentweergave verversen. | 
| +Shift+I | Schakel de selectiecursor in alleen-lezen tekst in of uit. | 
| 
 | 
 In de Help voor LibreOffice: naar de hoofdpagina van de Help springen. | 
| 
 | 
 | 
| Shift+F2 | Uitgebreide Help activeren voor de geselecteerde opdracht, het geselecteerde pictogram of het geselecteerde besturingselement. | 
| F6 | Stelt de focus in op het volgende zichtbare venstergebied, inclusief de menubalk, werkbalken, Zijbalk, Navigator en documentgebied/gegevensbron. | 
| Shift + F6 | Stelt de focus in het vorige subvenster in. | 
| +F6 | Stelt de focus in op het documentgebied/gegevensbron. | 
| F10 | Het eerste menu activeren (menu Bestand). | 
| Shift+F10 | Het contextmenu openen. | 
| +Shift+F10 | Verankert en maakt deelvensters zwevend, zoals zwevende werkbalken, Zijbalk en Navigator. | 
| Ctrl+Alt+Shift+Home | Toont/verbergt de Menubalk. | 
| +F4 of +F4 | Het huidige document sluiten. LibreOffice sluiten wanneer het laatste geopende document wordt gesloten. | 
| +Q | De toepassing afsluiten. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| +Tab | Wanneer de cursor aan het begin van een kop is geplaatst, wordt er een tabpositie ingevoegd. | 
| Enter (als er een OLE-object is geselecteerd) | Het geselecteerde OLE-object activeren. | 
| Invoeren (als er een tekenobject of tekstobject is geselecteerd) | De modus voor tekstinvoer activeren. | 
| +X | De geselecteerde items knippen. | 
| +C | De geselecteerde items kopiëren. | 
| +V | Plakt vanaf het klembord. | 
| +Shift+V | Plakt niet opgemaakte tekst vanaf het klembord. De tekst wordt geplakt met de opmaak die aanwezig is op het punt van invoegen. | 
| +Shift+V | Opent het dialoogvenster Plakken speciaal. | 
| +A | Alles selecteren. | 
| +Z | De laatste bewerking ongedaan maken. | 
| 
 | De laatste bewerking herhalen. | 
| +Shift+Y | Herhaalt de laatste opdracht. | 
| +I | Het attribuut "Cursief" wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt alleen dit woord cursief gemaakt. | 
| +B | Het attribuut "Vet" wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt alleen dit woord vet gemaakt. | 
| +U | Het attribuut "Onderstrepen" wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt alleen dit woord onderstreept. | 
| +M | Verwijdert directe opmaak van geselecteerde tekst of objecten (werkt als ) | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Tab | Verplaatsen tussen bereiken. | 
| Shift+Tab | Gaat terugwaarts tussen gebieden. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Pijl naar boven | De selectie één omhoog verplaatsen. | 
| Pijl naar beneden | De selectie omlaag verplaatsen. | 
| +Enter | Opent het dialoogvenster Eigenschappen. | 
| Shift+F10 | Een contextmenu openen. | 
| +U | Het geselecteerde thema vernieuwen. | 
| +R | Opent het dialoogvenster Titel invoeren. | 
| +D | Het geselecteerde thema verwijderen. | 
| Invoegen | Voegt een nieuw thema in. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Home | Naar het eerste item springen. | 
| End | Naar het laatste item springen. | 
| Pijl naar links | Het volgende galerij-onderwerp links selecteren. | 
| Pijl naar rechts | Het volgende galerij-onderwerp rechts selecteren. | 
| Pijl naar boven | Het volgende (bovenstaande) galerij-onderwerp selecteren. | 
| Pijl naar beneden | Het volgende (onderstaande) galerij-onderwerp selecteren. | 
| Page Up | Blader één scherm omhoog. | 
| Page Down | Blader één scherm omlaag. | 
| +Shift+Insert | Het geselecteerde object als gekoppeld object in het huidige document invoegen. | 
| +I | Een kopie van het geselecteerde object in het huidige document invoegen. | 
| +T | Opent het dialoogvenster Titel invoeren. | 
| +P | Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. | 
| Spatiebalk | Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. | 
| Enter | Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. | 
| Stap achteruit (alleen in objectweergave). | Teruggaan naar het hoofdoverzicht. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Spatiebalk | Schakelt de rijselectie in en uit, behalve wanneer de rij zich in de bewerkingmodus bevindt. | 
| +Spatiebalk | Schakelen tussen rijselectie. | 
| Shift+spatiebalk | De huidige kolom selecteren. | 
| +Page Up | Verplaatst de cursor naar de eerste rij. | 
| +Page Down | Verplaatst de cursor naar de laatste rij. | 
| Sneltoetsen | Effect | 
|---|---|
| Selecteer de werkbalk met F6. Gebruik de Pijl omlaag en Pijl naar rechts om het gewenste pictogram te selecteren en druk dan op +Enter. | Een tekenobject invoegen. | 
| Selecteer het document met +F6 en druk op Tab. | Een tekenobject selecteren. | 
| Tab | Het volgende tekenobject selecteren. | 
| Shift+Tab | Het vorige tekenobject selecteren. | 
| +Home | Het eerste tekenobject selecteren. | 
| +End | Het laatste tekenobject selecteren. | 
| Esc | De selectie van tekenobjecten beëindigen. | 
| Esc (in modus voor greepselectie) | De modus voor Handvatselectie afsluiten en terugkeren naar de modus voor Objectselectie. | 
| Pijl omhoog/omlaag/links/rechts | Het geselecteerde punt verplaatsen (de functies voor uitlijning op het raster worden tijdelijk uitgeschakeld, maar de eindpunten worden nog steeds op elkaar uitgelijnd). | 
| +pijl omhoog/omlaag/naar links/naar rechts | Verplaatst het geselecteerde tekenobject met één pixel (in selectiemodus). De grootte van een tekenobject wijzigen (in modus voor Handvatselectie). Draait een tekenobject (in draaimodus). Het dialoogvenster Eigenschappen openen voor een tekenobject. De modus voor puntselectie activeren voor het geselecteerde tekenobject. | 
| Spatiebalk | Een punt van het tekenobject selecteren (in modus voor puntselectie) /selectie annuleren. Het geselecteerde punt knippert één keer per seconde. | 
| Shift+spatiebalk | Een extra punt selecteren in de modus voor puntselectie. | 
| +Tab | Het volgende punt van het tekenobject selecteren (modus voor puntselectie). In de modus Rotatie kunt u ook het midden van de rotatie selecteren. | 
| +Shift+Tab | Het vorige punt van het tekenobject selecteren (modus voor puntselectie). | 
| +Enter | Er wordt een nieuw tekenobject met standaardgrootte in het midden van de huidige weergave geplaatst. | 
| +Enter bij het pictogram Selectie | Het eerste tekenobject in het document activeren. | 
| Esc | Laat de modus voor Puntselectie geactiveerd. Het tekenobject wordt naderhand geselecteerd. Een punt van een tekenobject bewerken (modus voor puntbewerking). | 
| Elke willekeurige tekst of numerieke sleutel | Als een tekenobject is geselecteerd, wordt de bewerkingsmodus geactiveerd en wordt de cursor aan het einde van de tekst in het tekenobject geplaatst. Er wordt een afdrukbaar teken ingevoegd. | 
| -toets tijdens het maken of schalen van een grafisch object | De positie van het midden van het object is vastgezet. | 
| Shift-toets bij het maken of schalen van een grafisch object | De verhouding van de breedte tot de hoogte van het object is vastgezet. |